maandag 2 november 2015

Luisteropdracht

Luisteropdracht
Minidisco - Tsjoe Tsjoe Wa

Ik heb voor dit nummer gekozen, omdat het een perfect nummer is om er een opdracht bij uit te voeren.

1.  Je hoort namelijk in het nummer eerst degene die het voor zingt, daarna zingen de kinderen het.
Zo krijgen de kinderen er een goed beeld bij en die voeren ze dan meteen uit door middel van een dansje. En het dansje is dan de tekst doen/volgen die voorkomt in het nummer.

Dus om te beginnen horen ze de tekst: tsjoe tsjoe wa, tsjoe tsjoe wa, tsjoe tsjoe wa wa wa
Vervolgens herhalen ze datzelfde stukje.

Als tweede komt: op je plaats
Ook dat herhalen ze.
En dan komt: strek je armen
En dat wordt ook weer herhaald.

Ieder refrein herhalen ze het stukje ervoor en komt er één zin bij, dat uit een nieuwe handeling bestaat.
Dit is dus het eindresultaat:

Tsjoe tsjoe wa, tsjoe tsjoe wa, tsjoe tsjoe wa wa wa
Tsjoe tsjoe wa, tsjoe tsjoe wa, tsjoe tsjoe wa wa wa
Op je plaats, op je plaats
Strek je armen, strek je armen
Vuisten maken, vuisten maken
Duimen omhoog, duimen omhoog
Schouders op, schouders op

Het lied begint met een instrument en dan komt het refrein gevolgd door 2 handelingen. En dat gaat het hele nummer zo door.
We hebben bewust gestopt in het midden, omdat het anders een te groot bestand zou worden.

Vorm: herhaling melodie, tekst, en variatie
Betekenis: handelingen en het lichaam gebruiken
Klank: zingen ze hoog of laag, spelen de instrumenten hoog of laag

2. De kinderen zullen dit een grappig lied vinden. Het bevat een aanstekelijke melodie en veel herhaling. Het spoort de leerlingen ook aan om mee te zingen.
Ik kan de kinderen laten ontdekken hoe het lied is opgebouwd.
Hoe is een couplet opgebouwd?
Wat is het refrein?
Hoe weet je dit?

3. Als de kinderen het lied een aantal keer hebben gehoord, geef ik de opdracht om zelf een variant te bedenken op het lied.
De kinderen verzinnen zelf een beweging voor in het liedje.
Bijvoorbeeld: Strek je armen wordt hand op je hoofd.

4. De kinderen bewegen, noteren en creëren een nieuwe variant op het lied.

5. De leerlingen werken in groepjes van vier.
Ze werken samen.
Er wordt zelfstandig in het groepje gewerkt.

6. De kinderen werken met een coöperatieve werkvorm in groepjes van vier

7. Als opening van de opdracht zing ik het lied duidelijk voor en beeld ik de bijbehorende bewegingen hierbij uit.
Ik probeer hiermee de leerlingen aan te sporen om met mij mee te doen.

8. Ik bespreek de les na door de kinderen vragen te stellen.
Wat vonden ze er van?
Wat vonden ze lastig? 
Konden ze het liedje goed met de dans combineren?
Tot slot laten alle groepjes hun variant op het lied zien.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten