Luisteropdracht
Minidisco
- Tsjoe Tsjoe Wa
Ik
heb voor dit nummer gekozen, omdat het een perfect nummer is om er een opdracht
bij uit te voeren.
1. Je hoort namelijk in het nummer eerst degene die het voor
zingt, daarna zingen de kinderen het.
Zo
krijgen de kinderen er een goed beeld bij en die voeren ze dan meteen uit door
middel van een dansje. En het dansje is dan de tekst doen/volgen die voorkomt
in het nummer.
Dus
om te beginnen horen ze de tekst: tsjoe tsjoe wa, tsjoe tsjoe wa, tsjoe tsjoe
wa wa wa
Vervolgens
herhalen ze datzelfde stukje.
Als
tweede komt: op je plaats
Ook
dat herhalen ze.
En dan
komt: strek je armen
En dat
wordt ook weer herhaald.
Ieder
refrein herhalen ze het stukje ervoor en komt er één zin bij, dat uit een
nieuwe handeling bestaat.
Dit is
dus het eindresultaat:
Tsjoe
tsjoe wa, tsjoe tsjoe wa, tsjoe tsjoe wa wa wa
Tsjoe
tsjoe wa, tsjoe tsjoe wa, tsjoe tsjoe wa wa wa
Op
je plaats, op je plaats
Strek
je armen, strek je armen
Vuisten
maken, vuisten maken
Duimen
omhoog, duimen omhoog
Schouders
op, schouders op
Het
lied begint met een instrument en dan komt het refrein gevolgd door 2
handelingen. En dat gaat het hele nummer zo door.
We
hebben bewust gestopt in het midden, omdat het anders een te groot bestand zou
worden.
Vorm: herhaling
melodie, tekst, en variatie
Betekenis:
handelingen en het lichaam gebruiken
Klank:
zingen ze hoog of laag, spelen de instrumenten hoog of laag
2. De
kinderen zullen dit een grappig lied vinden. Het bevat een aanstekelijke
melodie en veel herhaling. Het spoort de leerlingen ook aan om mee te zingen.
Ik kan
de kinderen laten ontdekken hoe het lied is opgebouwd.
Hoe is
een couplet opgebouwd?
Wat is
het refrein?
Hoe
weet je dit?
3. Als
de kinderen het lied een aantal keer hebben gehoord, geef ik de opdracht om
zelf een variant te bedenken op het lied.
De
kinderen verzinnen zelf een beweging voor in het liedje.
Bijvoorbeeld:
Strek je armen wordt hand op je hoofd.
4. De
kinderen bewegen, noteren en creëren een nieuwe variant op het lied.
5. De
leerlingen werken in groepjes van vier.
Ze
werken samen.
Er
wordt zelfstandig in het groepje gewerkt.
6. De
kinderen werken met een coöperatieve werkvorm in groepjes van vier
7. Als
opening van de opdracht zing ik het lied duidelijk voor en beeld ik de
bijbehorende bewegingen hierbij uit.
Ik
probeer hiermee de leerlingen aan te sporen om met mij mee te doen.
8. Ik
bespreek de les na door de kinderen vragen te stellen.
Wat
vonden ze er van?
Wat
vonden ze lastig?
Konden
ze het liedje goed met de dans combineren?
Tot
slot laten alle groepjes hun variant op het lied zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten